menu sluiten

Jaguar Mk IV

Jaguar Mk IV

Datum: 2019   I   Fotografie: Guido de Visser

De Jaguar Mk IV: zo worden Jaguars niet meer gemaakt.

Vlak na de tweede wereldoorlog zat er voor Jaguar niet veel meer op dan terug te grijpen op de vooroorlogse productie. De naam was dan weliswaar veranderd van SS Jaguar Cars naar Jaguars Cars, van een echte vernieuwing was nog geen sprake. Productieaantallen moesten worden gehaald en vooral buitenlandse markten moesten worden aangeboord omdat staal in het Verenigd Koninkrijk alleen verstrekt werd als je je wagens kon exporteren.

Het kan zonder meer als bijzonder worden gezien dat het Jaguar lukte om eind jaren 40 een vooroorlogs model te verkopen buiten Engeland. De vooroorlogse SS Jaguar 1.5 Ltr, 2.5 Ltr en 3.5 Ltr werden op een klein aantal onderdelen gewijzigd en ook werden veel meer Drop Heads gebouwd. Deze laatste stonden vooral in de belangstelling van het Californische publiek. Het waren statige wagens, waarbij de 3.5 Ltr over meer dan voldoende vermogen beschikte om met de Amerikaanse V8 te kunnen concurreren. Maar veel wagens gingen ook naar de voormalige Britse koloniën zoals Nieuw Zeeland, Australië, Zuid Afrika en India.

De vooroorlogse inspanningen bleken dus niet voor niets te zijn geweest. Een belangrijke mijlpaal was daarbij dat het SS Jaguar in 1938 lukte hun Saloons en DHCs eindelijk te produceren met geperst staal. De zes cilinders waren betrouwbare motoren die afgeleid waren van Standard motoren, maar door hun ontwerp met kopkleppen hadden ze veel meer vermogen gekregen. De productiemachines hadden de dans ontsprongen en waren niet door de Duitse bombardementen vernietigd en ook lagen veel onderdelen nog gereed om gebruikt te worden. Dus stonden in 1946 de eerste Mk IV’s op de kades om verscheept te worden over de hele wereld.

De Mk IV kan dus beschouwd worden als een buitenbeentje in de naoorlogse ontwikkeling van Jaguar omdat hij nog volledig voortkomt uit de vooroorlogse ontwikkelingen. Dat maakt hem van de ene kant een beetje een vreemde eend in de bijt, maar van de andere kant heeft deze Mk IVMk IV als je goed kijkt de eerste kenmerken van wat later terugkwam in de nieuwe naoorlogse ontwikkelingen van met name de Jaguar saloons. Zo is de achterkant met zijn krachtige uitvoering van de spatborden en de katachtige vorm van het rond aflopende dak met vervolgens de knik die dan verder loopt in een ronde gewelfde achterkant hier een voorbeeld van. Eigenschappen die in essentie terug te vinden zijn in de Mk V, Mk VII, VIII, IX, Mk 1, 2 en Mk 10 en S-type, maar ook in de FHCs van de XK120 XK140 en XK150.

Qua uiterlijk dus een prachtig ontwerp, en als auto is hij ook prettig om te rijden als je hem plaatst in zijn tijd. Want een stuurbekrachtiging is er niet en geen volledig gesynchroniseerde versnellingsbak. Schijfremmen bestonden nog niet, maar de grote trommels die op elk wiel gemonteerd zitten geven aan dit stuk Brits staal meer dan voldoende remkracht. Net zoals bij de oude Gazelle fiets worden deze trommels bediend via stangen. Eenmaal goed afgesteld werken ze zeer betrouwbaar en er hoeft nooit remvloeistof te worden vervangen. De bestuurdersstoel is met een zwengeltje in hoogte verstelbaar en het stuur kan enigszins naar voren en naar achter. Op het dashboard is te lezen ‘Air Conditioning’ en ‘Demister’ maar dat is niet wat je denkt dat het is. Het komt er op neer dat je de verwarming van de lucht kunt regelen en dat hij via een fan harder en zachter kan blazen. Bijzonder luxueus is dan dat deze blower voor de ontwaseming uitlaatsleuven heeft onder aan de voorruit. Het is beter dan niets, maar om nou te zeggen dat het goed werkt. Als compensatie hiervoor is het mogelijk de voorruit met een zwengel en ketting open te draaien zodat direct frisse lucht de cabine inkomt. Een echte vorm van luxe is het open dak, dat op alle Mk IV standaard geleverd werd. Bijzonder is dan weer, hoewel dit heel gebruikelijk was voor vooroorlogse auto’s, dat er een stilstaand console in het midden van het stuur zit met de bediening voor de richtingaanwijzers, het groot licht en de…voorontsteking. Die laatste moest instelbaar zijn omdat het met het octaangetal vlak na de tweede wereldoorlog slecht gesteld was. Moderne Jaguars hebben ook weer allerlei bedieningsknoppen op het stuur alleen draaien die dan mee; erg onhandig. Toch nog een verbeterpuntje voor nieuwe ontwerpen? Natuurlijk is de Mk IV een volledig verouderd ontwerp, maar het is een wagen zoals ze nu niet meer gemaakt worden. Alles lijkt gemaakt voor de eeuwigheid en de Jaguar straalt echt ouderwets vakmanschap uit met de met leer beklede stoelen en houten bekleding op de portieren en dashboard met notenhout fineer. Deze kwaliteit van de interieurs werd geperfectioneerd in de Jaguars die daarna kwamen.

Het is dus even wennen om in deze auto te rijden, zeker als hij rechts gestuurd is. De stuurbekrachtiging zijn je armen en ook al heb je een groot stuurwiel het is belangrijk dat je de auto een beetje laat rollen. Ook aan de spiegels moet je even wennen, want bij deze Jaguar zitten er links en rechts panoramaspiegels gemonteerd op de voorschermen. En dan natuurlijk een achteruitkijkspiegel in de auto, maar dat is eerder een ouderwets scheerspiegeltje dat je meenam als je ging kamperen, uiteraard zonder een automatische dimmer voor verblindende, achterop komende auto’s.

De oorspronkelijke koplampen bevatten enorme paraboolspiegels (Lucas, P100), maar dat is ook wel nodig met zo’n zwak gloeidraadje.

De Mk IV kwam met een beperkt aantal kleurcombinaties op de markt, maar een favoriete combinatie was bruin leer met een zwarte auto. Dit kwam natuurlijk door de relatief arme periode na de tweede oorlog. Ook waren er kleuren zoals Gunmetal, Ivory, Suede Green, Lavender Grey, Birch Grey en Battleship Grey. De laatste kleur uiteraard geïnspireerd door WOII. Veel chroom, waarbij de voorkant met de grote Lucas P100, de mislampen en de gril zo groot als de empire state building, duidelijk een uitstraling gaven die erg geliefd was bij de Amerikanen. Je kon de voorkant dan nog verder opleuken met chromen badges en mooie chromen toeters in allerlei maten. Er waren drie versies waarvan de 1.5 Ltr een kortere neus had dan de 2.5 en 3.5 Ltr. Ook lag hier een 4-pitter in die maar een bescheiden hoeveelheid PKs had; eigenlijk te weinig voor zo’n zware Jaguar. De 2.5 Ltr en 3,5 Ltr waren beiden 6 cilinders, die qua opbouw hetzelfde waren, echter de 3.5 Ltr met een grotere cilinderinhoud, een grotere radiator, meer PKs en meer koppel. De 2.5 Ltr kan met iets hogere toeren gereden worden, maar mist vooral koppel t.o.v. de 3.5 Ltr. Door de grotere radiator loopt de motorkap bij de 3.5 Ltr enigszins breder uit dan bij de 2.5 Ltr zodat de samenlopende lijn vanaf de deuren niet helemaal netjes doorloopt, maar een kleine knik vertoont. Beide 6 cilinders, maar ook de 4 cilinder zijn betrouwbare motoren, mits ze goed onderhouden worden. Ze zijn ook bijzonder robuust en nogal over gedimensioneerd. Zoals mensen ook wel zeggen: ‘Gaat nooit kapot”.

De motoren zijn uitgevoerd met gelijkstroomdynamo’s en een spanningsregelaar met relais. De 4-traps MOS versnellingsbak is in zijn 1 niet gesynchroniseerd en moet voorzichtig behandeld worden. Er zijn mensen die er een 5 bak in leggen van bijvoorbeeld een Ford of een Getrag. Een en ander moet dan wel gemodificeerd worden, maar door het grote koppel van de motoren is het rijgedrag op de grote weg duidelijk aangenamer. Voor en achter zijn bladveren gemonteerd met echte demp potten gevuld met olie en zowel voor als achter een starre as. Natuurlijk nog een echt chassis met daarop de motorkap, gril, de koets en voor- en achter-schermen gemonteerd. Veergedrag van de Mk IV is prima en drempels worden goed genomen. Door de grote spiraalveren onder de fauteuils zit je in de Mk IV als een vorst, in het bijzonder achterin. Voor de voeten is achterin meer dan voldoende ruimte en door de z.g. ‘suicide doors’ is in- en uitstappen bijzonder gemakkelijk. Ook is de wagen van achter duidelijk breder zoals het hoort in een echte koets waarin de eigenaar ruim vervoerd wordt.